Dialoog

I. DIALOOG ZONDER WOORDEN
Mmmmm
Uh ?
Mmmmm
Mmmmm ?
Mmmmm
Hm hm …..
Mmmmmmmmm
II. DIALOOG MET WOORDEN

Hoe gaat het met je?
Prima.
Je had anders niet veel te vertellen daarnet.
Dat heb ik nooit.
Hoe komt dat toch? Een man van jouw statuur heeft altijd wat te vertellen, zou ik zeggen.
Zijn woorden zo belangrijk dan?
Wat een vraag! Natuurlijk zijn ze dat. Hoe zouden we ons anders moeten redden in de wereld?
We wonen in een wereld van woorden. We werken ermee. We leven ervan.
Precies !
Ze vormen de kern van ons bestaan.
Je snapt wat ik bedoel! Gelukkig. Ik was even in de veronderstelling dat je een totaal andere mening was toegedaan.
Je kunt niet lang zwijgen. Op zeker moment neem je het woord. Je vertelt over de kleuren die je hebt gezien en over de geuren waarin je bent opgegaan. Je vertelt, het verhaal waaruit je bent opgebouwd.
Ik had het niet beter kunnen verwoorden.
Je bent altijd bezig je bestaan te rechtvaardigen.
Mmm…..ja, in feite wel natuurlijk.
Dat is de reden dat je jezelf zo zielsgraag in woorden uitdrukt. Vanaf het moment dat je voor het eerst tegen woorden aanliep, ben je bezig geweest je leven in een overdraagbare vorm te gieten.
Hoe zouden anderen me anders kunnen begrijpen?
Je wereld is opgebouwd uit verhalen en overleveringen, en zelf sta je in hun schaduw.
Liever in hun schaduw dan helemaal niet.
Wat je niet in de gaten hebt is dat je zelf een overlevering bent.
Hoe bedoel je?
Je bestaan als persoon is een fabeltje, een mythe, opgebouwd uit een enorm bouwwerk van ideeën, concepten, fantasieën en herinneringen. Het maakt dat je je eenzaam voelt zonder andere mythes om je heen. Het maakt dat je je nietig en onbetekenend voelt als je over de zee uitkijkt of naar de sterren staart.
Voel jij je nooit eenzaam dan? Mythe, fabeltje…….. ik sta hier gewoon tegenover je, zo concreet en tastbaar als maar kan. Hoe kun je zoiets nou zeggen?
Wat jij ‘ik’ noemt maakt onderdeel uit van de mythe.
Dat kan ik niet volgen, hoor. Wat jij beweert komt er op neer dat ik niet meer dan een verzinsel ben, en alles om me heen ook. Dat ik dat verzinsel in stand houd door erover te praten. Zo voelt het helemaal niet. Wat ik voel is dat ik er wel degelijk ben.
Onophoudelijk. Altijd.
Ja, precies. Hoe kan ik dan een verzinsel zijn?
Het idee dat je een concreet verschijnsel zou zijn met een vorm en een naam is een verzinsel. Je hebt het niet zelf verzonnen. Je ouders, je leraren, je oom en tantes, je buren hebben je als zo’n verschijnsel gecreëerd.
Mijn ouders hebben mij gecreëerd, dat kun je misschien wel zeggen. Maar mijn buren……?
Ze hebben met z’n allen de mythe gecreëerd dat je niet meer bent dan het lichaam dat hier staat, met al zijn gedachten en emoties.
Mmm. Dat moet ik dan maar van je aannemen. Mijn beleving is anders. En al zou het zo zijn, wat dan nog?
Zonder te begrijpen wat er gebeurt blijf je maar struikelen over de woorden waaruit jij en je wereld zijn opgebouwd. Niet eens zozeer omdat ze te scherp zouden zijn of te hoekig, te glad of te rond. Als je je levenspad voorzichtig en aandachtig genoeg afloopt, zul je niet struikelen over de woorden waarmee het bezaaid ligt.
Wat is dan het probleem?
Je bent niet aandachtig genoeg. Bij lange na niet. Je verpletterende, onbegrensde vertrouwen in de mogelijkheden van de taal weerhoudt je ervan de dingen te zien en te nemen zoals ze zijn. Je weigert domweg onder ogen te zien dat het woord niet het ding is.
Wat is het dan wel?
Woorden zijn niet meer dan notaties van de werkelijkheid zoals die door je lineaire geest wordt waargenomen, net als cijfers, wiskundige formules en muzieknoten. Ze sturen je waarneming in de richting van wat je kent, wat je belangrijk vindt, van wat deel uitmaakt of zou kunnen gaan uitmaken van je mythe. Die eindeloze serie snapshots van de werkelijkheid geeft een uiterst versnipperd beeld ervan, dat de illusie creëert dat je gebonden bent aan plaats en tijd, oorzaak en gevolg.
Ben ik dat dan niet? Het is maar goed dat de dingen een naam hebben, anders zou ik inderdaad mijn oriëntatie in plaats en tijd binnen de kortste keren kwijt zijn.
Woorden zijn slechts verwijzingen naar het naamloze. Daarom zijn ze vreselijk verraderlijk. Ze vormen je struikelblok omdat je teveel op ze rekent en ze in de plaats stelt van de onmiddellijke concrete realiteit, van dat wat er was voordat ze opdoken.
Dus als ik het woord ‘appel’ gebruik, heb ik het niet over een appel?
Dan probeer je me misschien iets te vertellen over de smaak van de appel, maar je vergeet dat je me de appel alleen maar hoeft te geven. Voor ik het weet proef ik je woorden, en niet de appel.
Als ik ‘appel’ zeg, praat ik niet over de werkelijkheid? Dan voeg ik alleen een nieuwe bouwsteen toe aan mijn eigen mythe?
Je bent de slaaf van je eigen creaties. Met je verbale gereedschap hoop je het leven in je greep te krijgen. Je tragiek is dat je jezelf tot slaaf hebt gemaakt van je eigen gereedschap. Je blijft maar hameren op wat je bedoelt, op wat je wilt zeggen, zonder te beseffen dat je alleen maar hoeft te zijn wat je al bent. Je verzint steeds weer nieuwe namen, je bedenkt er verbanden tussen en gaat die verbanden vervolgens weer ontleden. Je draait rond in zelfgemaakte kringen, op jacht naar de waarheid die je telkens ontglipt. Je verwijdert de zuurstof uit de atmosfeer, en als je het vervolgens benauwd krijgt, kun je daar geen verklaring voor vinden.
Lijkt me nogal gevaarlijk.
In feite vormt elk woord een gevaar. Een verbale aankleding van het bestaan ondermijnt het naakte gewaarzijn. Woorden zijn de substantie waaruit je wakende droom is opgebouwd. Ze maken je tot een slaapwandelaar die niet beseft wie hij in werkelijkheid is en waar hij zich bevindt. Je bent een vreemde voor jezelf, en in dezelfde mate is ieder ander je even wezensvreemd. Je bent gefragmenteerd, een losgeschoten stukje werkelijkheid dat zijn oorsprong is vergeten. Je ervaart slechts een miniscuul deeltje van wat werkelijk is in jezelf en anderen. Je meent te zien, maar in werkelijkheid staar je slechts naar woorden. Je meent te voelen, maar wat je voelt verwar je met dat wat je erover kunt vertellen.
Nou, dat is me nogal wat, wat je me daar voor de voeten werpt! Als ik alles moet geloven wat je zegt, is er geen hoop meer voor me.
Uiteindelijk verliezen woorden hun macht om goed of kwaad te doen, maar voor het zover is hangen ze als mist over de werkelijkheid heen. Ze vormen het skelet van de zinsbegoocheling waarin je leeft. Je blijft op zoek naar betekenissen. Je probeert altijd maar weer de natheid van water in woorden te vangen, en je voelt niet hoe het water zelf tussen je vingers wegstroomt.
(Zucht) Mijn leven…..één grote illusie.
Je leven als persoon wel. Dat is instabieler is dan het meest vluchtige gas. Het is niets anders dan een kerker.
Waar ik voor eeuwig in zit opgesloten.
Niet zo pessimistisch. Het is wel degelijk mogelijk om los te komen van die eindeloze keten van woorden en concepten. In feite ben je altijd vrij. Je hebt geen sleutel nodig. De deur staat open.
Maar je kunt toch niet leven zonder woorden? Ik zal omkomen van de honge!, Niemand zal me meer begrijpen, ik zal verdorren en vergaan als ik geen woorden meer mag gebruiken om mezelf overeind te houden!’
Laat dat zelf maar vallen dan. Vertrouw er maar op dat je je niet zult bezeren. Integendeel, je zult je beter voelen dan ooit. Je bent niet het verhaal waarvoor je jezelf altijd hebt gehouden. Je bent niet te vangen in woorden. Je bent ongedefinieerd, vrij en onkwetsbaar. En als je woorden wilt gebruiken om niet te verhongeren, blijf je dan bewust van de stilte waar ze uit voortkomen. Begrijp dat ze de waarheid alleen maar suggereren, dat ze de dingen slechts even uit het ongeborene halen. Laat ze weer los zodra je kunt, net zo gemakkelijk als je ze geuit hebt, en laat ze onbekommerd stollen tot herinneringen aan fantasieen, verlangens, angsten, gedachten en ideeen die hun tijd alweer hebben gehad.
Hoe kan ik me van die hele woordenbrij losmaken? Vertel!
Je hoeft je helemaal niet los te maken. Dat kun je niet eens, want degene die dat zou moeten doen is nu juist die niet-bestaande, mythische figuur die je voor jezelf houdt.
Maar wat…….?
Er hoeft alleen maar gezien te worden dat het bestaan genoeg heeft aan zichzelf. Dat het geen woorden nodig heeft, geen mythen, geen personen.
Wie moet dat dan zien, als er niemand is?
Niemand dus. Er is alleen begrijpen en zien, of niet-begrijpen en niet-zien. Maar dat alles IS, hoe tijdelijk ook. En DAT ben jij!
III. NON LOGOS
................................................................................................................................................ !